Met een snelle beweging staat de trainer op. ,,Wat moet dat, eruit jullie!” zegt hij tegen de studenten. Die laten zich niet van hun stuk brengen, getuige de gedecideerde blikken boven hun mondkapjes. Geroutineerd beginnen ze de trainer richting de uitgang van het lokaal te werken.
Als die zich schrap zet, hebben ze toch nog hun in handschoenen gehulde handen aan hem vol. Een van de studenten geeft hem echter een effectieve duw, waardoor hij de tafel met ontsmettingsmiddel en doekjes erop slechts op een haar na mist.
We zitten midden in een oefening huiselijk geweld. De trainer is tijdelijk uit zijn rol van trainer gestapt en we zetten een stel neer. Hij en ik zijn nou niet bepaald een liefdespaar, omdat hij regelmatig zijn ‘losse handjes’ laat wapperen richting mijn gezicht.
Ik zit dan ook ineengedoken in een hoek van de ruimte. Mijn anders zo grote lijf oogt verschrompeld, als een hoopje ellende. Als mijn handjeswapperende partner is afgevoerd en weer getransformeerd tot trainer staat te observeren, lopen de studenten snel naar mij.
,,Meneer?” buldert de een richting mij. ,,Hoe gaat het met u?” Ik krimp nog iets verder ineen en reageer verder niet. ,,Kunnen we iemand voor u bellen?” gaat hij verder. Weer blijf ik even stil en reik dan kreunend naar mijn hoofd. ,,Heeft hij u daar geraakt?”
Een stilte valt. De rest van de studenten kijkt en luistert, een enkeling maakt notities. Vanuit mijn ooghoeken zie ik het duo naar elkaar staan kijken. Hun snelle ademhaling wordt rustiger, de adrenaline zakt zichtbaar. Dan pakt een van hen twee stoelen. ,,Vindt u het goed als we hier zitten?” Ik knik zachtjes.
De trainingsacteur in me juicht stilletjes. Het duo heeft mijn feedback aan het vorige koppel ter harte genomen. Die zeiden immers inhoudelijk prima dingen tegen me, maar omdat zij bleven staan terwijl ik zat kwam hun boodschap in die oefening pas laat bij me binnen.
,,Wat kunnen we voor u doen?” vraagt de een. Als trainingsacteur vind ik dit een prima vraag, maar in mijn rol zit ik nog zo in de emotie dat ik hier amper antwoord op kan geven. Toch biedt dit wel een opening in het gesprek. De combinatie van deze uitnodigende vraag, de (lichaams-)houding van beide studenten en de rust die ze hebben gepakt werkt op mij door.
Als een van hen op anderhalve meter zittend zijn mondkapje afdoet, kan ik zijn hele gezicht zien wat ook bijdraagt aan ons contact. Met horten en stoten komt mijn verhaal eruit. Hoe we eerst zo verliefd waren en waardoor de klad in de relatie kwam. En wordt uiteindelijk duidelijk wat ik écht wil. En kunnen we naar oplossingen toe werken.