De Kersttijd is in aantocht, al heeft Koning Winter ons zijn plukjes witte sneeuw in aanloop naar de Kerstdagen weer pesterig ontnomen. Overal in het land schieten de vertrouwde kerststalletjes uit de grond. Ook in Bennekom bij de daar traditionele Dickens Fair ontbreekt deze niet.
Met mijn notitieboekje in de aanslag slenter ik op zoek naar mijn verhaal voor De Gelderlander over de Dickens Fair. In Dickens kledij uitgedoste vrijwilligers en kraampjes bemensende verkopers vormen een contrast met puffende, bezwete lijven in kerstman outfit. Zij hebben zojuist bij de Santa Run geld voor goede doelen bij elkaar gehold.
Het geblaat van de schapen in de kerststal trekt zowel mijn aandacht als die van diverse jeugdigen. Kinderhandjes lokken de dieren en aaien voorzichtig over hun vachten. Ernaast staart een peuter naar een kribbe, waarin een pop het kindeke Jezus uitbeeldt. Daar weer naast prijkt een lege stoel.
Op mijn vragende blik reageert de man die Jozef voorstelt met ,,Maria is de markt op, dus ik heb een papadag.” We raken aan de praat en ik vraag de man honderduit over zijn plezier in het deel uitmaken van een levende kerststal.
Na enkele minuten nodigt ‘Jozef’ me uit om in de lege stoel plaats te nemen. Onder de behaaglijke warmte van de heater boven ons vervolgen we ons mini-interview. De kinderen hebben nog steeds vooral oog voor de schapen en de pop in de kribbe. Bij de volwassenen ligt dat iets anders.
Steeds meer passerende bezoekers van de Dickens Fair werpen verwonderde blikken op ons. Op een gegeven moment blijft een wat ouder paar voor ons staan. ,,Goh, twee Jozefs?” zegt de man met opgetrokken wenkbrauwen.
De ‘Jozef’ naast me reageert met een gemaakte pruillip. ,,Maria ging naar de markt, nou ja nu hebben we samen papadag.” De man op leeftijd weet daarop weinig uit te brengen. ,,Ik ben nu de tweede Jozef, dat moet toch kunnen?” voeg ik met een glimlach toe. Daarop begint de man te lachen. ,,Ja dat klopt, natuurlijk kan dat.” Het stel wandelt grinnikend verder.
Zo passeren meerdere verbaasd lachende gezichten ons en krijgen we opmerkingen, variërend van ‘Hé, twee Jozefs!’ tot ‘Zo, dat is geëmancipeerd’ tot ‘Goh, dat past wel bij deze moderne tijd’. Wij spelen het spel vrolijk mee.
Maria keert met een goed gevoel voor timing terug van de markt, als ik voldoende materiaal van ‘Jozef’ voor mijn artikel in De Gelderlander heb. Ik vervolg in de vrieskou mijn weg over de Dickens Fair naar andere verhalen. Maria neemt weer plaats in ‘haar’ stoel. Ik wandel een koor tegemoet, die het onverminderde geblaat van de schapen steeds meer overstemmen.