(en welk effect kan dit op een ander hebben)
Met korte snelle pasjes, een strakke blik en een blauw oog kom ik de ruimte binnen. Nog opgewonden over wat er de vorige avond is gebeurd. De man in dienst zit kalm in zijn notitieboekje nog wat aantekeningen te maken.
Hij kijkt op en zegt op vriendelijke toon ‘gaat u zitten’. We zitten tegenover elkaar en ik kijk hem recht in het gezicht aan. Zijn blik is gericht op zijn boekje. Ik zie dat hij nog wat zinnen opschrijft. Als hij opkijkt en mijn strakke blik ontmoet, vraagt hij ‘wat kan ik voor u doen?’
Ik begin opgewonden te praten over hoe ik een klap heb gekregen en dat ik dat niet normaal vind. Zijn respons is ‘wanneer is dat gebeurd?’ Ik ratel door. De man schrijft door en houdt zijn ogen gericht op zijn papier.
Als ik in mijn woordenstroom even naar adem hap, richt hij zijn blik op en zegt ‘Ik kijk u niet de hele tijd aan, omdat ik dingen opschrijf. Maar dat betekent niet dat ik niet naar u luister hoor’. Ik loop verder leeg.
Hij stelt vragen als ‘Waar bent u geraakt?’ en ‘Heeft u op dit moment nog pijn?’ en schrijft verder. Als ik na een kwartier voor de derde keer opgewonden gebarend zeg dat die ander me goed heeft geraakt, kijkt hij naar mijn blauw oog en reageert: ‘Ja, ik kan het zien. Gaat het nu een beetje?’
Ik antwoord dat het wel weer gaat, maar ik nog wel boos ben. Voel me wat rustiger worden. De man legt me helder, duidelijk en stapsgewijs uit wat de vervolgstappen zijn en geeft me nuttige, gerichte tips. Ik knik, bedank hem en loop tevreden naar buiten.
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Een half uur later. Weer kom ik met korte snelle pasjes, een strakke blik en een blauw oog dezelfde ruimte binnen. Nog opgewonden over wat er de vorige avond is gebeurd. De man in dienst zit kalm in zijn notitieboekje nog wat aantekeningen te maken.
Hij kijkt op en zegt op vriendelijke toon ‘gaat u zitten’. Zijn ogen richten zich direct erna op mijn blauw oog. Als hij ernaar wijst, zegt ik ‘ja, hij heeft me goed geraakt’. Hij knikt en zegt ‘Ik kan het zien. Gaat het nu een beetje?’
Ik ratel twee minuten door over dat ik weinig pijn meer voel, maar hoe boos ik ben over de agressieve idioot die me een klap heeft gegeven. Hij legt zijn pen neer en blijft me aankijken. Humt. Knikt. Zegt ‘ik kan het me voorstellen’.
Nadat ik ben leeggelopen, voel ik me rustiger. De man legt kort uit dat hij me gaat vragen gaat stellen, om precies te weten te komen wat er is gebeurd. Dat hij notities gaat maken en hij me dan niet aankijkt, maar wel luistert. En hij me aan het einde zal vertellen wat er verder gaat gebeuren.
Ik vertel een stuk rustiger wat er is gebeurd. Raak wel wat opgewonden, als ik tijdens het doen van mijn verhaal weer terugdenk aan het moment van de klap. De man reageert met ‘Ik zie uw boosheid, snap dat het u heeft overvallen. Neem gerust uw tijd.’
Aan het einde van het gesprek legt de man me helder, duidelijk en stapsgewijs uit wat de vervolgstappen zijn en geeft me nuttige, gerichte tips. Ik knik, bedank hem en loop tevreden naar buiten.